Historie

(Deze pagina is niet meer recentelijk bijgewerkt)

Zuiderwoude, een rustig dorpje, een kilometer landinwaarts vanaf de Zuiderzee.


Zo was de situatie in 1920. Een dorp dat verscholen lag in het drassige Waterland waar men praktisch op zichzelf was aangewezen. Met toen nog een uitgebreide middenstand, waaronder 3 kruideniers, 2 groenteboeren , brandstoffenhandel, 1 manufacturenzaak, 1 warme bakker,1 aannemersbedrijf, 1 melkfabriek, 1 melkhandel en vele middelgrote en kleine veehouders bedrijven en zelfs nog een schipper. Van forenzen had nog niemand gehoord, het waren maar enkelen die buiten het dorp werkten.


Zo waren de omstandigheden twee jaar na de eerste wereldoorlog en vier jaar na de watersnood van 1916, welke heel Waterland onder water zette. Zuiderwoude lag voor de grote gaten in de dijk, die de doorbraak waren. Het dorp was in zijn geheel geëvacueerd. Nu nog getuigt een middenmeer van deze rampspoed. Zuiderwoude had in die tijd eigenlijk maar één, en niet zo een goede verbindingsweg met Monnickendam, 


deze liep via de gouw, met een paardenpad in het midden, opgevuld met grint en puin aan beide zijden en via de Waterlandse zeedijk naar Monnickendam. Ook was er een weg naar Broek in Waterland, die liep via de Belmermeer maar deze weg was vreselijk slecht.


In die heus niet zo romantische tijd, werd fanfarecorps Zuiderwoude opgericht.


Men was daar waarschijnlijk nooit toe gekomen, wanneer er in Broek in Waterland niet een heel goede fanfare was geweest. Deze fanfare, “Concordia” genaamd, kreeg minder leden en men deed pogingen Zuiderwoude daarin te betrekken en hiermee leden te winnen. Aangezien in die tijd de verhoudingen tussen de verschillende dorpen niet zo goed waren, en zeker die tussen Zuiderwoude en Broek in Waterland niet, was in 1919 reeds een vereniging opgericht “Plaatselijk Belang Zuiderwoude”. Deze vereniging hield zich bezig met de gemeentepolitiek, want ook die verhoudingen waren niet zo best. Door die ledenwerving ontsproot de gedachte om zelfstandig een fanfare op te richten in Zuiderwoude. Men gebruikte de slogan 'als we dan toch moeten blazen doen wij dat zelf wel'. 


Vijfentwintig aspirant leden, die van het notenbeeld niets afwisten meldden zich. En hiermee ging men van start. Via een renteloze lening kreeg men geld om instrumenten te kopen. Het totaal bedrag was net genoeg om voor ieder lid een tweedehands instrument aan te schaffen, de kwaliteit liet te wensen over. De aangestelde dirigent vertrok al na 6 weken, na de provisie van de aangekochte instrumenten te hebben geïncasseerd. De vorderingen waren uiteraard zeer gering, men blies thuis en op de repetitie zo hard dat horen en zien je verging. Wie het hardste blies was de beste muzikant, zo dacht men.


Nadat de eerste dirigent Steggerda was vertrokken, kwam er een zeer jonge dirigent naar Zuiderwoude, de heer Gerrit Vonk uit Oostzaan, een gouden greep zo zou later blijken. Op zijn eerste repetitie, toen moesten de leden laten horen wat zij konden, werd het Wilhelmus gespeeld, alhoewel dat niet te horen was. De heer Vonk zei, het is dat ik weet wat er gespeeld wordt, maar horen kan ik het niet.


Zo begon dus Fanfare Zuiderwoude. Men was echter bijzonder leergierig, onder de enthousiaste leiding van de dirigent, die er geen gras over liet groeien en de zaken stevig aanpakte. De vorderingen gingen gestaag, de eerste mars kwam op de lessenaar “Souvenir Krimpen aan de Ysel”. Koninginnefeest 1920 blies men voor het eerst mee in de optocht, er werden twee nummers gespeeld, Het Wilhelmus en Souvenir Krimpen aan de Ysel. Verschillende oude Zuiderwouders zeiden; het lijkt wel vals te klinken moet dat zo? Maar daar trok men zich niets van aan.


 


In 1921 ging men op concours in Oostzaan. Een tweede prijs in de derde afdeling werd gehaald.


In 1923 haalde het orkest voor het eerst, een eerste prijs in Santpoort en promoveerde naar de tweede afdeling. In de tweede afdeling ging men negen keer op concours maar haalde geen eerste prijs meer, pas de tiende keer in 1929 lukte het weer een eerste prijs te halen en het orkest promoveerde naar de eerste afdeling.


De rivaliteit kreeg een extra stimulans want “Zuiderwoude” en Concordia uit Broek in Waterland kwamen elkaar in IJmuiden tegen. Concordia kwam niet verder dan een tweede prijs en moest voor het eerst het onderspit delven tegen Zuiderwoude met zijn eerste prijs (volgens mij woonde in die tijd Bert Haanstra in een van de twee dorpen). Het is te begrijpen, voldane gezichten van de Zuiderwouders en de trieste gezichten van de Broekers. Zuiderwoude bleef drie jaar in de eerste afdeling. In 1932 promoveerde het orkest met lof van de jury en het hoogst aantal behaalde punten van het hele concours te Naarden, naar de afdeling uitmuntend. 


Men kwam met vier prijzen thuis, de gememoreerde eerste prijs in de eerste afdeling, het hoogst aantal punten van de eerste afdeling , het hoogst aantal punten van het hele concours en de eerste prijs in de mars wedstrijd. Aan marswedstrijden werd toen veelvuldig deelgenomen.


Twee jaar later in 1934 nam Zuiderwoude deel aan het concours te Purmerend, waar praktisch alle Waterlandse orkesten aanwezig waren . En dat waren er nogal wat. Vele van de toen bestaande orkesten zijn in de loop der jaren ter ziele gegaan. Ook tijdens dit concours deed Fanfare Zuiderwoude goede zaken, eerste prijs met lof van de jury en een promotie naar Ere afdeling. In de Ere afdeling haalde het orkest in 1937 een eerste prijs te Putten. Hiermede bereikte de dirigent de heer Vonk voorlopig het hoogtepunt met Zuiderwoude.


Over Europa pakte donkere wolken zich samen, de voorbode van de tweede wereldoorlog meldt zich aan. In 1939 brak de tweede wereldoorlog uit en kreeg men te maken met de mobilisatie; vele jongens moesten onder de wapenen, ook Zuiderwoude ontkwam daar niet aan.


De eerste vrouw die kwam meespelen op een alt saxofoon was Ief Knip. Zij trouwde later met Fienus Weidema, de man achter de grote trom.


Ondanks de oorlogsjaren is Zuiderwoude toch doorgegaan met repeteren , hoe moeilijk dit ook was. Er werd op 2 augustus nog meegedaan aan een concours te Aalsmeer, aldaar werd een tweede prijs gehaald in de eerste afdeling. Het waren donkere tijden, er was gebrek aan alles. Tegen het einde van de oorlog was het zo, dat er eens in de drie weken werd gerepeteerd. In de laatste oorlogswinter werd er door de leden zelf vaak een turfje meegenomen, om de kachel in het oefenkanaal, het café van Dirk Knip, te laten branden. Men bleef actief om te blijven overleven.


Er waren ook diverse uitwisselingen geweest met andere orkesten, de eerste keer was in 1949 met het Texel Fanfarecorps uit Den Burg, we bleven daar twee dagen en dat was in die tijd heel wat.


De heer Vonk nam in 1959 na bijna 40 jaar onze dirigent te zijn geweest afscheid van onze vereniging, hij kreeg een Koninklijke onderscheiding opgespeld waar hij zeer trots op was. Dirigent de heer Meijer, nam het stokje van Vonk over.


De jaren zestig waren geen slechte jaren voor het fanfarecorps. Het was wel wennen met de nieuwe dirigent, maar evengoed werden er weer goede successen geboekt.


Het jaar 1970 gaf in Zuiderwoude Giethoornse taferelen te zien, zoals in de film “fanfare”.


Er kwamen strubbelingen met een groep mensen. Deze groep had enige greep op de jeugd en scheidde zich af.


Dit had tot gevolg dat er twee verenigingen gingen functioneren. Het was een vervelende geschiedenis. Het gaf grote haken en ogen. Mensen die eerst vrienden waren, liepen elkaar voorbij. Dit had ook tot gevolg dat de heer Meijer ons orkest verliet, jammer dat wij op deze vervelende manier afscheid van onze dirigent moesten nemen. Dirigent de heer Mittendorf kwam in 1970 bij ons orkest, en zorgde ervoor dat het weer een goed functionerend orkest werd.


Het was ook een jubileumjaar en dat werd groots gevierd in het café. De heer Buwalda, hoofd der school, had voor dat jubileum een prachtige revue geschreven. In 1970 vonden ook meer vrouwen en meisjes de weg naar de fanfare. Toen kreeg het fanfare weer een tegenslag te verwerken want het café, en tevens repetitie ruimte van het orkest, werd aan een particulier verkocht. Gelukkig stelde de heer Stolk zijn garage beschikbaar als repetitieruimte voor de fanfare.


Intussen kwam er uit de gemeenschap een initiatief voor de bouw van een dorpshuis. Grote financiële steun werd toegezegd. Een steun die tot grote verbeelding sprak van de Provincie Noord-Holland en die daardoor alle registers opende om met de gemeente, toen nog Broek in Waterland, snel tot realisering te kunnen komen van een dorpshuis. De bouw was van levensbelang voor de gehele dorpsgemeenschap en in het bijzonder voor de fanfare. Iedereen werkte hard mee.


Dirigent de heer Molenaar, volgde de heer Mittendorf op. De fanfare startte een actie, om het gehele instrumentarium te vernieuwen. Met steun van de gemeente en de provincie, met ieder een subsidie van 25%, werd ook deze actie een succes. Zo beschikte het dorp over een nieuw dorpshuis en de fanfare over een nieuw instrumentarium.


Inmiddels was er een nieuwe dirigent, de heer Vriend uit Purmerend. Wij waren ondertussen afgezakt naar de tweede afdeling. Na eerste prijzen en tevens promotie in 1972 en 1973, bracht de heer Vriend de fanfare naar de afdeling Uitmuntendheid. In 1980 nam dirigent J. van der Niet het stokje over. Ook met Van der Niet hebben wij een prettige tijd gehad. Er werd twee keer met een concours meegedaan.


Er zijn nog heel wat uitwisselingen geweest onder andere met: Concordia in Elsloo, De Vriendschap Riel te Riel, Crescendo uit Dreischor, Neede, Noordijk en nog veel meer. Ook zijn we verschillende weekenden met zijn allen op stap geweest onder andere naar: Bergeijk en Schiermonnikoog.


Zo hebben wij de laatste 10 jaar ook diversen grote concerten in de grote kerk van Monnickendam gegeven. En onze gasten waren onder meer het Volendams operakoor, Harry Slinger, het Pop-Musicalkoor uit Purmerend, de Classic Frogs uit Purmerend en het Pop Musical uit Hoorn.

 


Voor ons 75ste jubileumjaar in 1995 heeft de heer Pé Muhren uit Volendam een revue de “Gouden Trompet” geschreven. Bijna alle leden deden hier aan mee, het was een ontzettend leuk stuk. Onze secretaris toen, de heer Piet Klein, heeft veel werk voor de vereniging verzet en vooral tijdens dat jubileumjaar. Zo heeft hij het Jubileum boekje “75 jaar fanfare Zuiderwoude” in elkaar gezet, ook de geschiedenis die nu wordt beschreven op deze pagina, waren Piet zijn woorden.


In 1989 werd de heer H. Hoogenberg onze dirigent. Met Harry hebben wij een mooie tijd gehad, iedereen was blij met Harry. Ook zijn wij met hem elke twee jaar op concours geweest en bijna altijd haalde wij de 1 e prijs. In zijn tijd hebben wij ook de grote concerten in de kerk van Monnickendam met onder andere het Volendams Opera koor, Harry Slinger, Sytse Buwalda en nog meer koren (zie elders in dit stuk) gegeven. Harry heeft 16 jaar voor fanfarecorps Zuiderwoude gestaan en was in 2004 toe aan wat anders. Hij komt nog vaak luisteren en soms zelfs meespelen op orgel. Aan Harry hebben we een zeer muzikale, enthousiaste dirigent gehad.


Niels Marchal volgde hem op als onze dirigent, hij is jong en zeer enthousiast. In hem hebben wij een goede en leuke dirigent gehad waar we veel van konden leren. Halverwege 2006 werd Niels opgevolgd door Theo Jansen. Theo heeft een rijke achtergrond aan orkesten. Hij weet iedereen met veel plezier muziek te laten maken!


Tijdens de ledenvergadering van 11 februari 1982 werd er afscheid genomen van de voorzitter Cor Honingh. Opdat moment was hij meer dan 60 jaar lid en had ruim 50 jaar in het bestuur gezeten, waaronder 47 jaar als voorzitter. De heer C. Honingh werd opgevolgd door de heer W. Blakborn. Daarna werd de heer Jo Honingh voor 17 jaar voorzitter, hij werd opgevolgd door I. Schop.


De fanfare ging met haar tijd mee want vanaf 2004 hadden wij een duovoorzitterschap in deeltijd, gevormd door de dames Ria de Oude en Greta Vlug. Sinds 2006 neemt Greta Vlug deze taak alleen waar.


In 2010 viert het fanfarecorps haar 90-jarig jubileum. Voor het eerst in jaren wordt aan het begin van het jaar afgestapt van het nieuwjaarsconcert met appeltaart, maar is er een heus Weens weekend, compleet met jurken en pakken voor het corps en een professioneel danspaar. Daarnaast laat het fanfare ook dat jaar van zich horen, tot in Achterhoek met een weekendje naar Rossum. Het eind van het jaar bevatte het klapstuk. Precies op de oprichtingsdatum ging het dak er (bijna letterlijk) vanaf tijdens een groots concert met Karin Bloemen.